Wierum - Het waterschapsgebouw aan het Tjerkeplein is samen met de kerk in hogemate bepalend voor het beeld van het dorp. Het gebouw was ooit woonhuis van schipper Andries de Vries. Het is een statig pand met luiken dat het hele dorpsplein domineert. De belangrijkheid is dusdanig dat het pand genomineerd voor de gemeentelijke monumentenlijst.
Het waterschapsgebouw was ooit café van de Wierummer 'Jan Hagel'. Een café waar zich in de Kerstdagen van 1847 een drama afspeelde. Op 25 december was de schoener 'Sirene' op het buitenrif van de Engelmansplaat gestrand. Kapitein Topf was samen met negen bemanningsleden met een lading koffie, suiker en peper onderweg van Liverpool naar Hamburg. Zware storm deed hem op het Rif landen. De bemanning werd van de schip gehaald door vissers uit Wierum en Moddergat. Topf wilde met drie bemanningsleden aan boord blijven.
De beide bakens die vroeger van verre reeds aangaven waar de plaat lag, waren in het begin van de oorlog (1914) reeds omver gehaald. Er stond nu een stevige, vrij hoge paal, die vanaf ongeveer anderhalve meter van de grond voorzien was van een aantal dikke korte dwarsplanken, boven elkaar en op korte afstand van elkaar aangebracht. Er was zo een mogelijkheid voor een drenkeling om als hij deze paal kon bereiken die vast te houden en met zijn benen tussen de dwarsplanken te gaan zitten, als was zo'n zitplaats niet al te zacht.
Wij hebben verder zelf eerst wat op de plaat rondgelopen. Ten gevolge van de felle oostenwind van die dagen was deze bij vloed een tijdlang niet ondergelopen geweest, zodat het droge zand hier en daar verstoof en duintjes ging vormen achter de door een rijksdienst 'geplante' bosje helm. Overigens was er weinig bijzonders waar te nemen. Wij bezochten het Noordzeestrand en liepen een eind langs de rand van de branding. Er lagen wat stukken darg - brokken veen samengeklonterd met slib en wier - enkele flessen en blikjes en wat aangespoeld hout. En juist terwijl wij bezig waren werd het geruis van de zee vrij plotseling overstemd door het motorgeronk van een zestal zeppelins, die wat verder naar het noorden de zee overstaken voor een bombardement op Londen.
Met het oog op de opkomende vloed moesten wij nu tijdig de terugtocht aanvaarden en konden dus niet te lang op de plaat blijven. Maar ... als wij weer in Wierum aankwamen, zouden ze ons dan geloven, als wij vertelden dat wij, kwajongens, te voet naar de 'Kolkman' waren geweest? Wij hadden enig bewijs nodig. Het was toen immers ongehoord dat twee jongens, de een veertien en de ander vijftien, op eigen houtje dit zouden hebben kunnen doen. Ik stelde mijn vriend voor wat helm mee te nemen. En dat hebben wij toen maar gedaan.
De terugreis ging vrij vlot. Het het 'süge-san' waren wij op de heenreis vertrouwd geraakt en hoewel de vloed reeds begon op te komen, konden wij zonder erg nat te worden de vaargeul weer doorwaden.
In Wierum aangekomen wilde men ons inderdaad niet geloven. Het kon niet waar zijn. De meegebrachte bosjes helm evenwel bleken in staat de waarheid van ons verhaal te bevestigen.
Er is in het dorp in die dagen nog veel over onze gewaagde tocht gepraat. Bij ons zelf heeft deze onderneming een onuitwisbare herinnering achtergelaten. Tegen half 12 's morgens hadden wij de dijk bij Wierum verlaten en tegen half 6 's namiddags waren wij weer terug.
Elk jaar zagen Wierummers een vrouw langdurig aan z'n graf staan, vele jaren achtereen. Het was z'n dochter Anna die speciaal om het graf van d'r vader te bezoeken van Stettin (huidige Polen, red.) naar Wierum reisde, een hele onderneming in die tijd. Topf z'n graf steen heeft tot 1938 op de begraafplaats gelegen. Daarna degradeerde het tot stoepsteen, totdat de zerk door het museum 't Fiskerhuske' werd opgespoord. Op 22 mei 1974 werd de grafsteen voor het museum in Moddergat geplaatst: een stille getuige van een menselijk drama.